Oud Vlees                                         ( woe 2 okt | 19:28 )

Met het laatste zonlicht op mijn gezicht daal ik in de Brusselse heuvels af naar het Noord-station. De geuren van kebab leiden me door de ontwakende wijk. Geïmproviseerde gebedshuizen, de vervallen glorie van wat ooit een bourgeois zwembad moet geweest zijn, groepjes springerige jongeren die in een wirwar van talen de straat tot leven roepen. Meermaals wordt mijn blik binnengezogen in een rommelig groentewinkeltje of een exotisch geurende gang vol afgebladderde deuren.
En dan keert mijn maag om. In een door een gezellige rode gloed zacht verlichte etalage zit Marleen Vanderpoorten op een grappig pluchen stoeltje. Of toch een vrouw van rijpe leeftijd die er op het eerste gezicht sterk op lijkt en met een gelijkaardig sex-appeal. Nu schrik ik al niet meer op als een overdadig van vlees en los vel voorzien vrouwtje met een stralende glimlach en overschminkte ogen op het raam tikt als ik in gedachten verzonken langswandel. Ze zijn een deel van de straat en gaan moeiteloos over in vloekende rabbijnen en subwooferinstallerende plaatselijke jeugd. Maar onvoorbereid oog in oog komen te staan met deze blanke seksgodin bracht me wel even hevig van mijn stuk. Overmand door voorbijflitsende associaties ben ik daar wellicht een fractie van een seconde bevroren blijven staan. Misschien ook wel langer, maar dat kan ik me niet meer zo goed herinneren. Pas als ik weer op de trein zit ontwaak ik op de zachte cadans van de sporen uit mijn overpeinzingen.
Misschien komt het omdat ik van nature al geen groot fan ben van raamverkoop in fijne vleeswaren, maar ik had hier toch enkele voornamelijk esthetische bedenkingen bij. Ik weet wel dat hier voornamelijk geld rolt voor het actiegedeelte, maar ik kan mezelf onmogelijk voorstellen dat ik hier ooit zou binnenstappen. Dat vrouwen die qua leeftijd makkelijk mijn moeder kunnen zijn met zedig breiwerkje op de schoot lonken naar klanten kan ik nog net wegslikken. Dat een uitgezakte grootmoeder zo saai als een verfrommeld staatsblad, met haakwerkje in de aanslag me vanachter dat ruitje begeerlijk aankijkt als een lelijke oude doos met procreatief potentieel is net iets te belastend voor mijn jeugdige ziel.
Leef mee in mijn verschrikking: een vrouw van een jaar of zestig, gezicht als een verzuurde sprinkhaan, veloverschot in de hals, veloverschot onder de armen, veloverschot aan haar buik, veloverschot aan haar heupen, een zitvlak drie maal zo breed als haar schouders, vaalgrijze huidskleur, overdosis schmink, leren botjes en jarretelles, kort leren rokje, uitgerekte tepelhofonthullende bh van een versleten visnet, een halfgevorderd haakwerkje op de schoot, een leren zweepje achteloos tegen het venster en een zakelijke blik in de ogen. Niet meteen het soort beeld dat me oppept na een dag werken. En nog minder een beeld dat me aanspoort tot erectiele gedachten. Hier zou de bond voor straatmadeliefjes actie tegen moeten ondernemen. Dit is je reinste ontwaarding van de stiel. Deze consumptie was ver voorbij de uiterste houdbaarheidsdatum!

Het beeld zelf heb ik zo snel mogelijk uit mijn hoofd gewist. Waar ik wel nog een tijd mee gezeten heb: hoe komt het dat ik lijk te eisen dat ook hoeren toch over een minimum aan esthetische kwaliteiten moeten beschikken? Iets in mij weigert puur functioneel te denken in deze aangelegenheden. Ben ik de enige die zo denkt? Kan ik moeilijk aannemen. Anderzijds, als die vrouw daar zit, moet het toch zijn dat er ook klanten naar toe komen, niet? Of zou het hier simpelweg gaan om een lief meisje met een vaste klandizie die haar klanten niet wilde ontgoochelen. "Oma, ik moet met de kleine naar de judo, kan jij effe inspringen? -- Zeker liefje, waarom niet. En wat deed je nu ook weer precies als job? " Waarna oma's vel door het verschieten meteen los gaat hangen, en enkel een overdosis schmink haar vale gezichtskleur nog enigszins kan camoufleren. Na wat neuzen in haar bewaarde voorraad lederen rokjes vindt ze al snel wat ze zoekt, waarna ze met een oud vissersnet van haar twee decennia geleden op zee overleden man nog gauw een wonderbra ineen steekt. Moe maar voldaan vertrekt ze vervolgens naar het kantoor van haar kleindochter en pikt op weg naar de deur nog snel haar haakwerkje op. Nu nog even uitvogelen hoe ze met haar dik gat op dat pluchen barkrukje kan balanceren en een lange nacht kan beginnen.
Heeft ze eindelijk nog eens tijd om ongestoord haar borduurseltje af te maken.




Ochtendzweet                             ( vr 13 sep | 08:33 )
Met een vage zweem van ochtendleegte in mijn achterhoofd zit ik in de trein Kortrijk-Brussel. Net als ik na de koppeling in Gent mijn benen makkelijk wil uitstrekken, komt een zwaar ademend vrouwelijk wezen de lege plek voor mij opvullen. Hoewel ze wellicht enkel op het perron een tiental snelle stappen heeft moeten zetten, klinkt ze als een nijlpaard na 800 meter horden. Hijgend ploft ze neer in de stoel. Mijn benen zal ik maar weer ergens anders opfrommelen.

Van al dat zuchten heeft ze blijkbaar warm gekregen. Een inspiratieloos windjackje stijl sarma gaat uit. Nog voor het opgefrommeld op haar schoot ligt straalt haar kleffe zweetgeur door de hele ruimte. Langzaam zink ik weg in een comateuze flashback. Piepende sportschoenen, gehijg in de verte. Set-ups in onze nooit verluchte schoolsportzaal, de wurgende biotoop van de kleedruimte, groenig uitgeslagen okselzweetkringen op het blauwe T-shirt van een klasgenootje.

Snakkend naar adem breek ik ruw terug door de grens tussen droom en harde realiteit. Intussen wordt voor mijn neus een brooddoos met langzaam malende kamelenkaken herleid tot lege staat. Geuren van krabsla en slecht gespoeld plastic mengen zich met tegenzin doorheen de walmen lijfgeur. Een nieuwe flashback rond chemische proeven met basen en zuren dringt zich op. Maar mijn geestelijk oog krijgt geen kans om af te dwalen. Veertig centimeter voor mij vallen half door speeksel doorweekte brokken met regelmaat op een gebreide pull. Een wansmakelijk lappendeken van roze en lichtbruine vlakken. Mondriaan zou zich omdraaien in zijn graf.
Om zijdelings over te geven.

De brooddoos in nog niet helemaal dicht of uit de binnenzak wordt een strip medicamenten tevoorschijn gefrommeld. Ergens kan ik me zonder moeite inbeelden dat enkel met pillen die boterhammen snel genoeg kunnen omgezet worden tot een zurig vocht dat zich een weg zoekt door oksels en klieren.
Flarden van medische termen en flitsen van venerische ziekten dansen door mijn achterhoofd. Een gevoel van onrust maakt zich van mij meester. Door een raam vol graffiti kijk ik naar de snel voorbijglijdende buitenwereld. Een puber met een gescheurde jeansbroek tracht met een tuinslang een uitgemergelde labrador te wurgen. Een witharig kind met rolschaatsen kruipt recht van een met kiezels voorziene oprit. Tranen vloeien en met bloederige handen begint het te huilen. Maar geen enkel geluid dringt door tot in mijn haastig voorbijrijdende wereld. Ik hoor enkel gedempt gesnurk en het gekras van een balpen op gerecycled papier.
In deze trein zijn de enige tekenen van leven vreemdsoortige geuren en nasaal geblaas uit de verte.

Voor mij zie ik een worstelend gevecht met een Zweeds kruiswoordraadsel. Rimpels doorlopen hangend vlees. Een zure mond trekt nog schever dan een leven vol zinloos bestaan reeds had bereikt. Wat later wordt het nog niet half voltooide kruiswoord terzijde geschoven en is het de beurt aan zo'n "streep het woord aan" in een vierkant vol lettertjes.
Plots word ik door een zware moeheid overvallen.


Homo Bureauticus                       ( ma 2 sept | 21:23 )

In bedrijven zou er een regel moeten ingevoerd worden die verbiedt om tijdens het middagmaal over het werk te praten. De laatste jaren heb ik ontdekt dat de luxe van een bedrijfsrestaurant in feite een zwaar vergiftigd geschenk is. Ik word behoorlijk misselijk als ik er aan denk hoeveel uren ik al noodgedwongen moest luisteren naar oeverloos zakelijk gemelk van collega's.

Ligt het aan een chronisch gebrek aan interesses of een ver doorgedreven vorm van apathie in het leven na de bureau-uren of is het gewoon een dwangmatige vlucht uit een hol bestaan dat mijn werkende medemens ertoe aanzet mij ook tijdens het kauwen op een quornschnitzel te overvallen met gruwelijk saaie updates en taferelen uit de werksfeer? Soms voel ik me al een zeldzaam individu van een met uitsterven bedreigde mensensoort, die nog gelooft in een leven naast en na het bureau. Aan alle kanten bedreigd door kwijlende bleekgrijze specimens van de homo bureauticus.

Mijn herhaalde vraag naar andere (vrolijker) gespreksonderwerpen tijdens het eten zijn loze kreten in een doffe bunker. Deze middag werd het me allemaal wat te machtig. Nog maar pas in de lift begon het gezeik alweer. Wat die en die bedoelden op die vergadering en dat die nieuwe tool dringend geïmplementeerd moest worden, etc...
Door geestelijke braakneigingen gekweld heb ik me halverwege het restaurant gedraaid en de lift naar nul genomen, de zon en de vrijheid tegemoet. Reeds halverwege de draaideur werd ik overmand door een gevoel van vreugde en innerlijke rust. In een Delhaize supermarkt twee pistolets met zonnebloempitten gekocht en een liter vruchtencocktail van een gruizig huismerk. Daarbij nog een ferm stuk rijsttaart en een sixpack appels en op naar de Kruidtuin. In een lyrische staat van welzijn heb ik mijn broodjes opgeknabbeld terwijl zich een paar meter voor mijn ogen een heftig petanque-duel ontspon. Met grote slokken vruchtenmix zonder toegevoegde suiker spoelde ik algauw de laatste bureaubeslommeringen weg. En dat ik door deze langere pauze pas om 21.00 uur thuis zal zijn in plaats van om 20.00 zal ik er met plezier bijnemen.

Ergens zou je kunnen stellen dat ik er ook zelf wat voor gekozen heb door vrijwillig bij een bank te gaan werken. Wat betreft het algemeen humorniveau en uitbundige levensvreugde kan ik daar wel mee instemmen. Van teveel contact met bancair volk heeft nog niemand zich doodgelachen. Maar ik heb het fenomeen al zowat overal opgemerkt. Toen ik in Amsterdam in een marketingbedrijf werkte waren de lunches ook steevast het slachtoffer van saaie prietpraat. Twee onderwerpen: werk en kinderen. Als je al niet werd overdonderd door een neuterige herhaling van wat zich die ochtend op de bureaus had voorgedaan, kwam de kroost om de hoek loeren. Eigen kind schoon kind wordt wel eens gezegd. En dat is dan nog een eufemisme. Dagelijks vlogen de epische verhalen over de fenomenale zegetochten van de eigen kleuters me om de oren, gelardeerd met door ouderliefde verblinde ooggetuigenissen. Het enige onderwerp dat weerwerk kon bieden aan werk en kind is misschien verbouwingen. Waar de portefeuille van leeg is loopt de mond van over. Wellicht omdat verbouwen een stuk werk is dat je thuis te doen hebt, en als je toch al je hele leven enkel over je werk spreekt, dan kan je zowel ook wat over je verbouwingen spreken.

Persoonlijk zou ik liever de cirkel op een andere wijze semantisch rondmaken: van mensen die enkel als kleine kinderen over hun werk kunnen zagen tijdens mijn lunch zou ik beter in koelen bloede hun gezicht verbouwen. Men weze gewaarschuwd.







zwaailicht                                        ( do 22 aug | 19:14 )

Vorige week had ik bijna een combi in mijn koffer. Dat zit zo: ergens rond twaalf uur was ik met de auto nog snel iets gaan halen bij de nachtwinkel. Gezien er op dat moment geen verkeer meer te bespeuren was, ging ik linksaf waar het eigenlijk niet helemaal mag. Geen eenrichtingsstraat of zo, maar op dat punt mag je enkel rechts. Zomaar. In ieder geval had ik niet echt veel zin om midden in de nacht zes blokken om te rijden om het onbestaande verkeer richting stadsrand niet te hinderen.

Rustig links dus. Maar blijkbaar voelde een achter de hoek verdekt opgestelde politieagent zich wél gehinderd door dit vreselijke vergrijp. Voor de duidelijkheid moet ik hier wel even melden dat ik die agent nooit gezien had, ook niet toen hij me een paar honderd meter verder met zwaailicht en al achternazat. Gezien ik precies die paar honderd meter verder woon, gooi ik de volkswagen met een snelle polsbeweging rechts tegen de stoep, en werk het manoeuvre af met een ietwat korte remactie. De mij dan achtervolgende politiewagen moet nogal hard in de remmen.

Je raadt mijn verbazing als er uit de stilte van de nacht plots een politievehikel met blauw zwaailicht met piepende banden tot stilstand komt om 2 cm van mijn bumper. Een vinnig mannetje met blonde piekjes van zo te zien een jaar of vijftien springt vanachter het stuur en komt met de hand op de holster bij mijn portier staan. Gelukkig staat het raam gezien de warmte volledig open, dus moet ik geen verdachte bewegingen maken. Intussen glijdt een tweede figuur naar de passagierszijde en verdwijnt daar in de verhullende schaduwen. Gelukkig zit ik met mijn zomershort en slippers in mijn eigen auto voor mijn voordeur. Anders zou deze omsingeling nogal kafkaiaans overkomen.

Met de duim nog op de veiligheidspal ontspint zich een conversatie. (PA=politieagent, JT=uw dienaar).
PA: naam?
JT: Thibaut.
PA: en uw familienaam?
JT: Thibaut.
PT( met dreigende blik): jamajaa?!
JT: maar mijn voornaam is wel Jeroen
Deze fijne vorm van interpretatieve situatiehumor wordt blijkbaar niet gesmaakt in politionele middens. Een zaklampje schijnt de wagen binnen en wordt verdacht veel in mijn ogen geflikkerd.
PA: Ge zijt daar naar links gereden hé manneke!
Ik ben zelf niet zo’n groot fan van een dergelijke ongewenste familiaire aanpak en al helemaal niet door blonde teenagers in een politie-uniform. Denkend aan de ietwat penibel wordende situatie besluit ik deze persoonlijke voorkeuren aan de kant te schuiven en behulpzaam mee te werken aan deze nachtelijke wegoverval.
JT: hm, hmm...
PA: Ja, en ge meugt daar niet rechts.
Gelukkig ben ik in deze stad geboren en opgegroeid, zodat ik mits enige inspanning het ongekuiste dialect van deze knaap versta.
JT: Euh ja, ik zat in het verkeerde oprijvak voor ik het goed besefte.
* Nu ik dit schrijf bedenk ik me dat daar geeneens oprijvakken zijn. *
PT:Meug ek ne keer uw rijbewijs en identiteitskaart?
Klein probleem. Deze twee documenten zijn samen met mijn SIS-kaart, vier bankkaarten, een lap euro’s, een doktersbriefje en wat postzegels door een of andere onverlaat gestolen uit mijn jas toen ik in Hamme en opleiding volgde, enige weken geleden.
JT: hmmm, ja. Dat zal moeilijk zijn, die zijn allebei gepikt.
PA: ahaaahh! Das toevallig!
JT: hmmm...
PT ( met tergende tonaliteit): en waar is dat gebeurd?
JT: in Hamme, bij St-Niklaas.
PA: dan heb je daar zekers wel aangifte van gedaan?
JT: welzeker.
PA: dan heb je daar ook een aangifteformulier van ontvangen bij de politie?
JT: ja, maar dat heb ik toevallig ook niet mee.
PA: wel, wel, en woa liht dat dan?
JT: binnen in huis.
PA: en woa weundje?
JT: hier rechts in dit huis.
PT ( die wellicht dacht dat ik voor zijn zwaailicht en bruuske gemanoeuvreer was gestopt): hier? Moh, das toevallig!
Enige vijandigheid is nu zeer duidelijk aanwezig in de wijze waarop hij cynische opmerkingen door de autoruit slingert. De netten van toevallige samenlopen spannen zich rond de geslipperde Kafka. Enkel koelbloedigheid kan mij nog redden!
PA: Geeft ne keer uw autopapieren!
De autopapieren zitten normaalgezien in een plastic vakje links van de zetel. In een flits beself ik dat ik weer prijs heb.
PA: awel? Vindjezenie?
JT: jawel, ze zitten hier in de zetel, maar ik kan er iet bij als je voor de deur staat.
Kerel stapt meter achteruit. Jeroen haalt mapje uit. Met zijn voet trapt het uniformjoch het portier weer dicht.
JT ( na enig zoeken de verzekeringspapieren tonend): euh: enkel de verzekeringspapieren zitten hier. Ik vrees dat de rest ook binnen ligt. Het is de auto van mijn vriendin en ze is vandaag naar de autokeuring geweest. Vandaar.
PA: Moh, oe toevallig! Der liht wel veel in dat huis hier. Tis waarschijnlijk een zeeeer groot huis.
Zaklampje flikkert weer pestend in mijn ogen.
PA: En zoudje da vinden al die papieren?
JT: ik denk van wel. Het zou misschien eventjes duren, maar ik denk wel dat ik ze zou vinden...

De politietiener kijkt aarzelend de wagen binnen. Ik zie vertwijfeling door zijn gedachten sluipen. Wat moet hij doen met deze vreemde twintiger met verwaaide haren, zonder papieren en met een soort vreemde onvatbare humor? Zal hij in een onvoorspelbaar avontuur stappen met dit onopjaagbaar vrolijk individu? Wat heeft de nacht nog voor hem in petto?
Mijn nog niet zo kwaadaardig voorkomende constitutie lijkt de doorslag te geven.
PA: allé; tis goe voor ene keer, omdat zo schoon weer is en dak in een goeie bui ben. Maar let int vervolg op waar da je rijdt.
Ik kijk door de achteruitkijkspiegel naar zijn voertuig dat quasi tegen mijn bumper geplakt staat. De agressiviteit van zijn onnodig machtsvertoon hangt nog in de lucht. Ik besluit er niet op in te gaan. Ik heb nog nuttiger dingen te doen vannacht.
Ik besluit dat een sprankeltje humor wellicht nog wat plezier kan geven en ik zeg
JT: dankuwel meneer de politieagent.
Weer komt het flitslampje in de wagen. Argwanende blik en gespannen emotie van een miskende puber. Ik kan me serieus houden en doe rustig mijn gordel af. Het lampje verdwijnt. De vrouw komt weer uit de duisternis tevoorschijn. (het was een vrouw zie ik nu). Samen gaan ze terug naar de combi. Het zwaailicht gaat uit. Als ik de voordeur open doe zie ik hoe ze door overdreven optrekken een nachtelijke fietser van het fietspad duwen. Ik trek de deur achter me dicht.
Weg met het existentialisme van de straat.





Versperd spoor                               ( do 7 jun | 14:28 )

Laatst was het weer zover. Na een werkdag die me sowieso al veel te lang geduurd heeft, spoor ik huiswaarts. Ik ben wat vroeger vertrokken op het werk, want ik moet om acht uur naar een cursus. Een cursus die me flink wat geld kost, dus ik wil graag op tijd thuis zijn.
Maar dat is even buiten depressief Vlaanderen gerekend. Daar klinkt reeds de onheilstijding door de wagons: "wegens een personenongeval zijn de sporen richting Kortrijk versperd. Dit zal een vertraging opleveren van onbepaalde duur. Gelieve ons hiervoor te verontschuldigen".


Vergevingsgezindheid was evenwel het laatste dat spontaan in me opkwam. Toen me - eerder die avond - in Brussel losjesweg werd gemeld dat mijn trein van 18.08 naar Kortrijk om ongekende redenen was afgeschaft, werd mijn glimlach al iets kleiner; dat zou spurten worden. 15 minuten om naar huis te wandelen, me om te kleden en naar het cursuslokaal te hollen. Nogal onhaalbaar, maar ik ben crisismanager voor iets.
Als ik bijna twee uur later geblokkeerd sta in Oudenaarde, vergaat het lachen me al helemaal. De cursus kan ik dus al op mijn buik schrijven. Een half uur later sta ik terug in Denderleeuw, laatste station voor Brussel. Van daaruit leidt de NMBS me via Gent alsnog naar Kortrijk. Vier uur na mijn vertrek in Brussel kom ik thuis, nog net op tijd om in bed te kruipen.
Om morgen weer vol goede moed naar Brussel te sporen.

Een en ander heeft me niet bepaald gelukkig gemaakt. Ik gun ieder de keuze van zijn eigen tragisch lot, maar als ik de uren zou optellen die ik al ben verloren door personages van diverse pluimage die zich met wazige blik tegen de bumper van een voorbijrazende trein aanvleiden, dan kon ik nu gemakkelijk een week op vakantie naar een exotisch palmstrand aan de rand van de wereld. Gemakkelijk.
Nu ben ik niet zo dom om te geloven dat mijn levensmoede medeburger een reet geeft om mijn drukke agenda, maar er moet wel ingegrepen worden tegen dit soort van zelfvermorzeling. Want ik zit natuurlijk niet alleen om die trein. Als we alle verloren tijd zouden optellen dan kunnen we meteen een heus vakantiepark beginnen op dat palmstrand aan de rand van de wereld. Met de kosten die de belastingsbetaler nu doneert aan gerechtskosten en dergelijke betalen we de vlucht daarheen (steunen we meteen ook nog eens SN Brussels Airlines) en de luxueuze 5-sterrenbufetten ter plaatse.

Kunnen we niet gewoon alle resten en sporen netjes aan de kant leggen voor nader onderzoek door bevoegde instanties en het treinverkeer hervatten? Op zich valt er toch niet zo veel te ontdekken op die plaatsen.
Ten eerste denk ik niet dat een trein van zoveel ton netjes stopt na een aanrijding. Ik beeld me eerder in dat die stevig doordendert en pas een paar honderd meter verder piepend en knarsend tot stilstand komt. Als de trein toch al over alles is heengereden, dan kan je hem zowel laten verder rijden zonder iedereen nodeloos op te houden lijkt me.
Ten tweede: wie komt zo vandaag de dag onder de trein gesukkeld? Mensen met zelfmoordneigingen of mensen met een ver doorgedreven vorm van onachtzaamheid. Voor die laatste is het dus zeer jammer, maar ik denk dat het algemeen bekend is dat je best niet zomaar over sporen rondhuppelt. Dat er dan in speciale gevallen wat verder onderzoek nodig is, dat kan ik verstaan. Maar dat zal slechts een klein percentage zijn van de ‘personenongevallen’.
Voor diegenen die het stalen ros uitkiezen om zichzelf naar de eeuwige jachtvelden te knallen is mijn voorstel al helemaal gespaard gebleven van fijnzinnigheid. De hogedrukreiniger erover en doorrijden. Als iemand zoveel ‘neuk-de-maatschappij-en-mijn-medemens’ mentaliteit heeft om zichzelf voor een spitstrein te gooien; een conducteur een mentale rotklap te verkopen die hij/zij misschien nooit te boven komt en honderden reizigers schade te berokkenen, dan hebben wij ook het recht om onszelf een ‘neuk-jezelf’ attitude aan te meten. Een foto nemen, snel alles aan de kant schoffelen en vooruit met die handel.


Ben ik dan een egocentrisch ongevoelig creatuur zonder scrupules? Ik denk het niet. Ik sta op mijn recht om te geloven dat mensen in essentie goed zijn, niettegenstaande overweldigend bewijs van het tegendeel.





Handblazers                                ( vr 24 mei | 21:33 )

Sinds twee maand ben ik verhuisd naar de WTC-toren in Brussel. Een lelijk, verouderd, donker gebouw van vergane moderniteitsglorie. Dat er her en der nog een flinke lap asbest tussen de decoratie hangt stoort me slechts matig. Waar ik helemaal verziekt van raak zijn die ooit modern geweeste luizige handendroogblaasmachines.

Vanmiddag was ik vrolijk gaan plassen. Als ik met druipende handen fanatiek heen en weer beweeg wil het kutding niet eens werken. Achter mij staat een gruizig kijkende neger me ongeduldig aan te staren. Zjn optisch oog lijkt alvast wl goed te werken. Als hij nu ook nog zijn veel te grote mond zou opendoen en warme lucht zou blazen, dan zouden we tenminste ergens geraken.

Een warme stroom mensenlucht die met zachte kracht mijn handen omvat en afdroogt. Kompleet met restjes geur van onverteerde etensresten. Ravioli met pikante tomatensaus.
Zoals bij die andere gast die onlangs in de trein Brussel-Kortrijk rechttegenover mij zat. Haalde die meteen ook nog een halveliterblik bier uit zo'n draagtas van ineengestrengelde polyesterstrengen in rood, blauw en wit. Met grote slokken gleed hij statig het bier tussen zijn veel te grote lippen.
Ongeveer om de 4 slokken klonk een onderdrukt boergeluid en kwam een zure wolk van jupiler en gegiste ravioli rond mij hangen. Met een lichte ondertoon van rotte vis. Het had slechter gekund. Gelukkig bleken de blikken van een liter op, of nog niet uitgevonden en bleef ik bespaard van pitta met looksaus.

Zo slagen die handdrogers er zelfs in om mijn humeur tijdens een treinreis beneden nulpunt te brengen. En je handen drogen doen ze al helemaal niet. Of toch niet zoals ik dat wil. Als ik hevig zwetend even wegloop uit ons met airconditoning constant op 25 graden Celcius gehouden kantoor, dan is het laatste wat ik verlang na een verkwikkende handspoeling wel een machine die onder het produceren van een oorverdovend lawaai hete lucht over mijn handen spuwt.
En dat zulks, zoals mijn vriend Bzy onlangs opmerkte, toch wel veel hygiënischer is dan zo'n met pis doordrenkt handdoekje van 30 op 30, gaat ook niet helemaal op. Geef mij dan maar zo'n constant zichzelf verversende rol doortrekpapier. Lekker fris en altijd proper. En er kruipen na verloop van tijd ook geen vliegen in de filter om daar tengevolge van een exces aan plotse hitte schielijk te komen overlijden, om dan voor onbepaalde tijd onbepaalde vieze geuren af te geven. Zoals gegiste ravioli bijvoorbeeld.

Daarenboven valt het me op dat er in toiletten die met deze volledig smakeloze attributen zijn toebedeeld, steevast ook altijd zo van die rot-lavabootjes genstalleerd zijn. Zo van dat soort waar je je handen nooit treffelijk onder de waterstraal krijgt. Omdat een of andere pipo op de research-afdeling van de lavabo-fabriek het in zijn hoofd heefd gehaald om het uiteinde van de kraan welgeteld 3 centimeter van de rand van de wasbak te bouwen. Kan jij vrolijk met je kneukels tegen het porselein rammen als je wat water wil om die naar dennenfris ruffende zeep weg te spoelen.
Dat zit dus serieus fout. Dat soort mensen moesten ze wegwerken uit onze samenleving.
We leven niet voor niets in een wegwerpmaatschappij.



Wil je op de hoogte blijven van Webzucht Updates?
Schrijf dan nu in op de Webzucht Update Maillijst
(tik hier uw mailadres)



Kopierecht behoort Jeroen Thibaut -- 2002