Verslag van Jeroens skivakantie anno 2004 met 20 zatte zuiporgels, een giftige jacuzzi, zatte wijven, zatte nachten en DJ Cis in vol ornaat.
Als fervent skiër kan ik moeilijk een uitnodiging afslaan om op de latten te gaan staan. Zelfs als die komt van een groep die me vorig jaar al een hele week ’s nachts uit mijn bed hield met onkuise verhalen over
yeti’s, luide muziek, zuipfestijnen en heidens geroep. Maar wat ik dit jaar mocht meemaken deed me weer verwonderd twijfelen aan de grenzen van het menselijk kunnen.
Laat ons beginnen bij het begin. Op een blauwe maandag krijg ik een mail van de Michel of ik niet mee wil delen in de kosten van een veel te dure chalet in Vrankrik, inclusief jacuzzi, sauna en open haard alsook een kamer of tien met aparte badkamers, dat alles vlak bij de pistes van Meribel/Couchevel/Val Thorens. Dat leek me wel wat, zelfs toen ik hoorde dat mijn reisgenoten ongeveer dezelfde
weirdo’s zouden zijn als vorig jaar. Een curieuze mix van politieke activisten, eurosong-muzikanten en zwaar zuipende woordelaars, aangevuld met een fatale overdosis apothekers.
Net als vorig jaar was ook dit jaar een hoop materiaal meegekomen van thuis. Niet alleen botten en ski’s. Ook een muziekinstallatie waar menig DJ jaloers op zou zijn, met boxen waar het hele dorp een week lang tegen heug en meug van meetrilde in bed. Ook dit jaar werd onze chalet weer een soort van
bruine Vlaamse kroeg in de bergen, inclusief een bende vaste stamgasten met een zwart gat in hun slokdarm en een compleet sterrenstelsel van zever op hun tong. Een gezellig café met geïmporteerde barkrukken, een goedgekoelde tap en de nodige vaten Jupiler. Op een gemiddelde avond werd daar door zestien droge levers een groot vat (50L) bier uitgezopen, 12 flessen rode wijn gekraakt, een 5-litervaatje witte wijn leeggemaakt, twee flessen Famous Grouse Whisky achterovergeslagen, her en der nog aangevuld met schnabbels witte rum, Leffe en plaatselijk gebrouwen boecht. Als je weet dat sommigen onder ons een pintje of drie dronken of zich voornamelijk op fruitsap wierpen, dan kan je mijn verwondering delen dat niemand een
instant methaanvergiftiging opliep, met een forse black-out aan honderd per uur tegen een skiliftpaal knetterde of gewoon na het laatste glas steil achterover met het achterhoofd tegen de vloer knalde.
De enige die een methaanvergiftig bleek opgelopen te hebben was onze jacuzzi. Na een dag of vijf stegen daar zo’n
giftige dampen uit op, dat je wel degelijk steil achterover ging als je er aan durfde te ruiken. Ofwel hadden onze Nederlandse buren – tot aan de grens van moordlust geteisterd door onze onophoudelijke overlast – er vloeibaar rattenvergif ingegoten, ofwel mag je dan toch geen ajuinen, bierbommetjes, mosterd, bier en urine mengen in een constant op 40 graden Celsius gehouden vochtige broeihaard van infecties en bacteriële epidemieën. Alleen al van kijken naar het
gruizig groengele water kreeg je acute diarree en ademhalingsproblemen.
Het enige wat mijn longen die week gezond hield was met
ware doodsverachting blindelings door mist en sneeuw aan 120 per uur pisten naar beneden vlammen en aldus onder hoge druk zuurstof tot in mijn longblaasjes te jagen en de alcohol als angstzweet naar buiten te persen. In mijn jeugd kon ik tijdens een cantus nog wel eens ongestraft 40 pinten verzwelgen, maar na bijna drie jaar macrobiotisch leven met een gemiddelde van 3 pinten op een heel jaar blijkt mijn lever dat soort verwerkingsprocessen toch grondig te zijn verleerd.
Eén ding was ik alvast niet vergeten: oordoppen meebrengen. De slechtste vriend van alcohol is volgens mij slaapgebrek en slaapgebrek is op skiverlof een synoniem voor
DJ Cis. Onderweg naar Frankrijk was muziekvriend Francis blijkbaar al zo hard schijven aan het draaien dat ze nooit de politiesirene hoorden van het zwaantje dat hen aan 190 per uur probeerde in te halen om vriendelijk doch met aandrang te vragen of het niet wat trager kon. En of ze wat minder bier wilden drinken terwijl ze zo snel reden. En of ze hun gordel wel eens wilden aandoen. En of ze volgende keer wél geldige verzekeringspapieren wilden bijhebben. En of ze de Franse Schatkist konden spijzen met enige honderden Euro’s. In ieder geval genoeg frustraties om uit te werken op de mengtafel, waar het opgooien van een
wèreldskivve steevast gepaard ging met het volledig opengooien van het volume en hyperenthousiast yiehaa-geschreeuw. Als je op dat moment draaiend in je bed ligt en beseft dat het binnen twintig minuten weer licht wordt, dan ben je meer dan blij als je goeie oordoppen hebt en voor even de “boenke boenke” kunt buitensluiten. Gelukkig was er dit jaar geen pogo-avond met skibotten aan, want samen met slurpende Chinezen valt dat onder de categorie van geluiden waar niets tegen opgewassen is. Zelfs niet de moordcombinatie van drank en oordoppen.
Het mag geen wonder heten dat er al eens een reisgenoot na iets teveel aan de haak te hebben getrokken zwaar beneveld het
walhalla binnentrad, op de eerste de beste zetel neerzeeg en daar met geen stokken noch geroep wakker te krijgen was en dan onder demonisch gelach naar bed gedragen werd. Het kijken naar videofragmenten zal ontluisterend zijn, daar ben ik nu al van overtuigd. Er zal ongeloof zijn, en tandengeknars. Een altijd nuchtere getuige van alle zatte exploten en
twixie danspasjes. Het enige wat me avond na avond overeind hield was het eten van liters en liters appelmoes die toch niemand meer moest hebben na het worsten-met-puree-en-appelmoesfestijn eerder die week.
Of was het alsnog de gisting van dit industrieel verwerkte fruit, samen met de bewaarmiddelen en additieven die in mijn wazige geest
onwereldse beelden opriep van dik besneeuwde pisten onder een af en toe zonnige hemel, waarvan we met zijn allen vrolijk naar beneden gleden, zo fris als een hoentje, een nieuw zuipfestijn tegemoet?
verhaal door
Jeroen Thibaut