Op de tram (woe 28 mei 2003)
Voor mijn verhaal moeten we een paar jaar terug in de tijd. Ik was 22 en met de tram onderweg naar mijn kot in Borgerhout. Waarschijnlijk is op dat moment de ramadan officieel gedaan, want voor mij zitten twee uitgemergeld uitziende Noord-Afrikanen in een hels tempo een voordeelpak van 12 Big Size Snickers op te eten. Aan hun voeten staan een bronzen rommelmarktbeeldje dat iets wegheeft van een half gesmolten tuinkabouter en twee zakken van de Lidl waar aan de onderkant een klein plasje donkerbruin bloed is uitgelopen.
Terwijl ik me peinzend afvraag waar deze sappige brok voor zal dienen, stapt achteraan de tram een wild gesticulerende man op. Achter hem komen nog twee gasten in traditionele klederdracht. Samen duwen ze met enige moeite een volwassen schaap op de tram. Wat gaan we nu krijgen vraag ik me af. Het schaap denkt blijkbaar hetzelfde want met een vreemde zijwaartse sprong tracht het zicht los te rukken van zijn begeleiders. Met enig getrek en geschop binden ze het schaap vast aan een paal achter in de tram. Daar staat het onrustig te mokken. Een hysterisch schapenoog houdt mij constant in de gaten. De drie schaapsherders voegen zich nu bij de mannen met de bloedende Lidl-zakken. Er ontspint zich een heftige discussie in een voor mij onverstaanbare taal. Misschien overlopen ze wel het nakende trieste lot van het schaap. Wat later haalt één van de mannen een folder uit met kleurige foto's. Er wordt gewezen en instemmend geknikt.
Op dit moment van verzwakte aandacht heeft het schaap gewacht. Met een scherp blaatgeluid weet het zich los te rukken van de paal en springt onhandig door de tram. Drie mannen springen verrast recht om het dier weer te grijpen. Maar dat spartelt nogal hard tegen. Eén van de drie geeft het schaap een harde schop tegen het hoofd. Verdwaasd blijft het even staan maar begint dan in doodsangst hysterisch rond te springen. Zelf kan ik nog net de benen intrekken, maar een oud vrouwtje naast mij wordt zonder pardon overhoop gesprongen door zeventig kilo op hol geslagen wol. Verbijsterd zetten de mannen de achtervolging in.
De tram lijkt nu wel een hyperkinetisch dierencircus.
En dan gaat het helemaal mis. In een wanhoopspoging om het schaap te kalmeren grijpt één van de schaapsherders het beeldje van rommelmarkt en geeft het dier een forse klap. Vertrekkend uit de losse pols en gedreven door wanhoop komt de slag ongemeen hard aan. De bronzen kabouter boort zich met een doffe "plok" diep in de schedel van het schaap. Nog eenmaal kijkt de wollige viervoeter mij verwijtend aan en zakt dan als een pudding ineen. Het starend oog krijgt een brakke schijn. Bloed sijpelt door de vacht op de vloer. Een merkwaardige stilte maakt zich meester van de tram. Iedereen kijkt ongemakkelijk naar achter. Niemand zegt iets. Dertig paar ogen dwalen ongemakkelijk over het rood kleurende schapenlijk. Het bloed loopt intussen in twee stromen over de vloer en vermengt zich wat verder met het verkleurde bloed onder de plastic zakken. Mensen trekken haastig hun voeten op en zetten hun tassen naast zich op de zetels. Een meisje van een jaar of veertien geeft plots over en begint dan verkrampt te huilen. De sfeer in de tram krijgt iets ondraaglijks. Het onbegrip van kinderogen boven een langs de snelweg geplette egel. Een vergiftigde kat. Een hond op drie poten die hinkend voorbijkomt. De brakke stilte slaat verpletterend toe. Zelfs het huilend kind houdt even op met snikken.
Weer dringt de existentie van het leven zich aan mij op. Ben ik als filosoof bevoorrecht om dwars door een brekend schapenoog het Zijn zelf alweer te zien oplichten? Houdt metafysica op waar schapen op de tram gesloopt worden met half gesmolten bronzen tuinkabouters? Zijn mooie kotsende meisjes een voorbode van meer fenomenologisch onheil? Ik weet het niet. Dwars door mijn leven loopt een spoor van onheilspellende openbaringen die me zinderend tot in mijn diepste vezels achterlaten. De zin van het leven is net dat het zinloos is denk ik op zo'n momenten en eet mijn boterham verder op of denk aan de wind die door het hoge gras waait.
Twee haltes later stap ik af en laat deze bloederige scènes achter. Wat er toen met het schaap gebeurd ik weet ik niet, maar in mijn normaal gezien al woelige dromen werd ik nog wekenlang geteisterd door afgrijselijke beelden van een oversized tuinkabouter met een hysterisch schapenoog die me hoonlachend aanstaarde terwijl ik huilend en schreeuwend van onmacht werd meegesleept in een aanzwellende rivier van bloed.
(Kopierecht behoort Jeroen Thibaut -- 2002-2003)
|