Mijmerend over de diepere dingen des levens loop ik terug naar huis na de aankoop van een sliert kerstlichtjes in de plaatselijke supermarkt. Wachtend aan de kassa valt mijn oog op een grappig
tekstje in een krant. Een vrouw had blijkbaar besloten een mooi einde te breien aan haar leven door zomaar even vanaf de vijfde verdieping van het kunstcentrum Tacheles in Berlijn naar beneden te springen. Dat had blijkbaar niet alleen de gewenste snelle dood tot gevolg, maar ook een soort van grensdoorbrekende situatie op straatniveau. Een groep voorbijslenterende buitenlandse scholieren dacht dat het om "een performance of een installatie" ging, en maakte uitgebreid foto's van het lichaam. Dat krijg je natuurlijk in een samenleving waar kunst haar grote K spreidt van kakmachines tot en met gruizige met nep-tijgervellen opgesmukte Opel Manta achterbanken. Het is natuurlijk allemaal een beetje vaag geworden.
Maar als er al iets over mij gezegd kan worden dan is het wel dat ik met vaagheid geen problemen ondervind. Wel integendeel. Het morbide kunstgebeuren daarentegen bleef me wel de hele tijd door het hoofd spoken. Hier moest meer mee te doen zijn, zo’n mooie aanzet vanuit de onderbewuste velden van esthetische toevalligheid mocht niet onbenut teniet gaan. Maar hoe kon ik dit idee uitwerken tot meerder eer en glorie van de Kunst? Ongegeneerd een lichaam pikken uit het mortuarium en dat dan in een ietwat vreemde positie aan de gevel van een internationaal gerenommeerd kunstcentrum neerleggen. Als een door plotse stormwinden geknakte en ontwijdde vreemde identiteit die was komen aanwaaien vanuit een parallelle wereld. Met een kaartje om de grote teen met daarop een hoogdravende existentiële marketinguitleg. Zoals je die wel eens ziet op vernissages.
Wildenthousiast fantaseer ik mezelf al in campy galerijen, uitleg gevend rond deze nieuwe vorm van conceptuele kunst. Met of course enkel zwarte kleren aan, een overdreven designerbrilletje op met strenge zwarte montuur en asymmetrische look en ietwat langer haar dat ik thuis stiekem wat gefriseerd heb aan de slapen om er geïnspireerd en luchtig uit te zien. Ongehinderd door de zwaarte van het leven van de alledaagse mens. Een protserig hoedje of geblondeerd sikje werkt mijn imago af. Nu enkel nog ergens een lijk zien te pakken te krijgen. Ik bedenk me dat ik in se een zeer creatief en breeddenkend kunstenaar ben. Maar tussen gedachte en kunstwerk staan lijkschouwers in de weg en praktische bezwaren. Het leven is bikkelhard voor aanstormend talent.
En dan, als door goddelijke interventie biedt zich een object aan voor mijn artistieke omwenteling. Bijna struikel ik over het onteerde lichaam van een aangereden hond. Uit de platgewalste en door bloed besmeurde vacht is nog net uit te maken dat ik te maken heb met een labrador. Naar goede gewoonte van labradoreigenaars goed aangevet tot een rochelende pels op pootjes. Wellicht was dit exemplaar door zijn vetzucht net niet snel genoeg tot aan de overkant van de Doorniksesteenweg geraakt. Geveld met doodsangst in de wijd opengesperde oogjes. Nageltjes krassen hysterisch op het asfalt. Een bestuurder met gsm in de hand ziet de viervoeter niet tijdig. Een harde klap. Driekwart ton volkswagen dondert over krakende ribben. Longen worden doorboord en bloed perst zich een weg door dunne vliezen.
De klagende roep van een voorbijrijdende ijskar doorbreekt dit kort moment van heldervoelendheid. Trillend ontwaak ik uit deze morose dagdroom. Een vorm van
metafysische angst maakt zich van mij meester. Maar het leven van een conceptueel kunstenaar is niet altijd zo makkelijk bedenk ik me en schud deze muizenissen van me af. Met een Kleenex als enige bescherming neem ik deze bron van bacteriën en beesterij bij de achterpoten en sleep hem naar het Plein. Sinds vorig jaar is daar een mooie parkscène aangebouwd. Midden in dat park, omzoomd door houten tribunes ligt een centrale kiosk. Beton dat blinkt in de zon als een symbolisch offerblok voor esthetisch welbehagen. Hier zal kunst verrijzen! Ik loop naar de zijkant van het podium waar zich de stopcontacten bevinden voor optredens. Uit mijn supermarktzakje haal ik de kerstlampjes. Met losse pols en kunstzinnige flair drapeer ik de lampjes rond het bebloede kadaver. Langzaam ontstaat mijn installatie. Met een stuk ijzerdraad dat ik onder een bankje vind zet ik de oren van de hond recht en trek de muilhoeken tot een idiote grijns. Jan Hoet zou tevreden zijn.
Nu nog snel een kaartje erbij: "Stilleven met hond, gemengde techniek". En daaronder: "
Deze installatie van de jonge kunstenaar Jenko Blazgevic toont ons de broze metafysische grens tussen het leven "an sich" en de afgrond van het Zijn zelf. Eenmaal de semantische grenzen van deze binoculaire impasse worden doorbroken toont zich de discrepantie in zijn volle wezen: conflict sluipt binnen in ons conceptuele denken. Betekenissen verbrokkelen tot leugen. Leugen verwordt tot gemeengoed. De brandende kerstlampjes verbeelden hoe de ware betekenis van het leven als het ware "oplicht" als ons lichaam buiten onze normale zingeving wordt geplaatst en zo een ongedekte metafoor gaat vormen van de oneindigheid van de leegte. Die leegte die steeds onder elk leven schuilt, klaar om door het masker van de cultuur heen te breken. Zelfs alerte aanwezigheid (opstaande oren) en scherts (de grijslach) kunnen deze dreiging niet afwenden. Hier wordt de mens geconfronteerd met de zinloosheid van de zingeving zelf!".
Na een laatste keurende blik maak ik de laatste aanpassing aan mijn kunstwerk. Ik draai het eerste lampje uit en vervang het door eentje dat de hele sliert doet flikkeren. Het Zijn licht per slot van rekening niet constant op in ons doordeweekse bestaan…