|
Oud Vlees (
woe 2 okt)
Met het laatste zonlicht op mijn gezicht daal ik in de Brusselse heuvels af naar het Noord-station. De geuren van kebab leiden me door de ontwakende wijk. Geïmproviseerde gebedshuizen, de vervallen glorie van wat ooit een bourgeois zwembad moet geweest zijn, groepjes springerige jongeren die in een wirwar van talen de straat tot leven roepen. Meermaals wordt mijn blik binnengezogen in een rommelig groentewinkeltje of een exotisch geurende gang vol afgebladderde deuren.
En dan keert mijn maag om. In een door een gezellige rode gloed zacht verlichte etalage zit Marleen Vanderpoorten op een grappig pluchen stoeltje. Of toch een vrouw van rijpe leeftijd die er op het eerste gezicht sterk op lijkt en met een gelijkaardig sex-appeal. Nu schrik ik al niet meer op als een overdadig van vlees en los vel voorzien vrouwtje met een stralende glimlach en overschminkte ogen op het raam tikt als ik in gedachten verzonken langswandel. Ze zijn een deel van de straat en gaan moeiteloos over in vloekende rabbijnen en subwooferinstallerende plaatselijke jeugd. Maar onvoorbereid oog in oog komen te staan met deze blanke seksgodin bracht me wel even hevig van mijn stuk. Overmand door voorbijflitsende associaties ben ik daar wellicht een fractie van een seconde bevroren blijven staan. Misschien ook wel langer, maar dat kan ik me niet meer zo goed herinneren. Pas als ik weer op de trein zit ontwaak ik op de zachte cadans van de sporen uit mijn overpeinzingen.
Misschien komt het omdat ik van nature al geen groot fan ben van raamverkoop in fijne vleeswaren, maar ik had hier toch enkele voornamelijk esthetische bedenkingen bij. Ik weet wel dat hier voornamelijk geld rolt voor het actiegedeelte, maar ik kan mezelf onmogelijk voorstellen dat ik hier ooit zou binnenstappen. Dat vrouwen die qua leeftijd makkelijk mijn moeder kunnen zijn met zedig breiwerkje op de schoot lonken naar klanten kan ik nog net wegslikken. Dat een uitgezakte grootmoeder zo saai als een verfrommeld staatsblad, met haakwerkje in de aanslag me vanachter dat ruitje begeerlijk aankijkt als een lelijke oude doos met procreatief potentieel is net iets te belastend voor mijn jeugdige ziel.
Leef mee in mijn verschrikking: een vrouw van een jaar of zestig, gezicht als een verzuurde sprinkhaan, veloverschot in de hals, veloverschot onder de armen, veloverschot aan haar buik, veloverschot aan haar heupen, een zitvlak drie maal zo breed als haar schouders, vaalgrijze huidskleur, overdosis schmink, leren botjes en jarretelles, kort leren rokje, uitgerekte tepelhofonthullende bh van een versleten visnet, een halfgevorderd haakwerkje op de schoot, een leren zweepje achteloos tegen het venster en een zakelijke blik in de ogen. Niet meteen het soort beeld dat me oppept na een dag werken. En nog minder een beeld dat me aanspoort tot erectiele gedachten. Hier zou de bond voor straatmadeliefjes actie tegen moeten ondernemen. Dit is je reinste ontwaarding van de stiel. Deze consumptie was ver voorbij de uiterste houdbaarheidsdatum!
Het beeld zelf heb ik zo snel mogelijk uit mijn hoofd gewist. Waar ik wel nog een tijd mee gezeten heb: hoe komt het dat ik lijk te eisen dat ook hoeren toch over een minimum aan esthetische kwaliteiten moeten beschikken? Iets in mij weigert puur functioneel te denken in deze aangelegenheden. Ben ik de enige die zo denkt? Kan ik moeilijk aannemen. Anderzijds, als die vrouw daar zit, moet het toch zijn dat er ook klanten naar toe komen, niet? Of zou het hier simpelweg gaan om een lief meisje met een vaste klandizie die haar klanten niet wilde ontgoochelen. "Oma, ik moet met de kleine naar de judo, kan jij effe inspringen? -- Zeker liefje, waarom niet. En wat deed je nu ook weer precies als job? " Waarna oma's vel door het verschieten meteen los gaat hangen, en enkel een overdosis schmink haar vale gezichtskleur nog enigszins kan camoufleren. Na wat neuzen in haar bewaarde voorraad lederen rokjes vindt ze al snel wat ze zoekt, waarna ze met een oud vissersnet van haar twee decennia geleden op zee overleden man nog gauw een wonderbra ineen steekt. Moe maar voldaan vertrekt ze vervolgens naar het kantoor van haar kleindochter en pikt op weg naar de deur nog snel haar haakwerkje op. Nu nog even uitvogelen hoe ze met haar dik gat op dat pluchen barkrukje kan balanceren en een lange nacht kan beginnen.
Heeft ze eindelijk nog eens tijd om ongestoord haar borduurseltje af te maken.
(Kopierecht behoort Jeroen Thibaut -- 2002)
|
|